Voor beter onderwijs is een verbetercultuur nodig; een cultuur waarin je ziet dat leraren van elkaar leren en samen in kleine stapjes het onderwijs verbeteren. Het betreft dus een cultuurverandering. Maar vaak is het heel lastig om een bestaande cultuur te doorbreken. Je moet immers iedereen meekrijgen. Hoe zorg je er dan voor dat die omslag lukt? Met Jaap Versfelt kijken we terug op zijn verdiepingssessie.
Ooit gerealiseerd dat waar je woont of wat je bent ook een resultaat kan zijn van de leraar bij wie je ooit in de klas hebt gezeten? Uit onderzoek blijkt dat de kloof tussen kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders de afgelopen vijftien jaar is verdubbeld. Kinderen van laagopgeleide ouders hebben gemiddeld een veel minder goede leesvaardigheid dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Een goede docent voor de klas maakt daarbij echt het verschil. “Er zijn zelfs meetbare gevolgen gevonden op het loon en de woonwijk van dertigers die op de basisschool één jaar een geweldige leraar hebben gehad, in plaats van een gemiddelde docent. Kun je nagaan wat het effect is als je een hele schooltijd les krijgt van écht goede leraren”, concludeert Jaap Versfelt. Als initiatiefnemer en leider van Stichting LeerKRACHT ondersteunt hij scholen die hun onderwijs willen versterken. De stichting helpt scholen kansenongelijkheid tegen te gaan, onder meer door echt goed onderwijs te geven. “We begonnen klein, maar inmiddels doen zo’n duizend scholen in het po, vo en mbo mee.” Wrange vruchten Een zorgelijke situatie, die kloof. “Klopt”, beaamt Jaap. “Je gunt immers ieder kind dezelfde kansen. Het mag niet zo zijn dat waar je bedje staat, bepaalt wat je later wordt of hoe je terechtkomt. Als je per ongeluk een niet zo’n goede school uitkiest, kun je daar dus tientallen jaren later nog de wrange vruchten van proeven. Zorgelijk dus. Het onderwijs was ooit bedoeld van verheffingsinstrument, maar dat is het steeds minder. Gelukkig is er één oplossing: het lerarenkorps versterken! Dat is het enige punt. Niet een nieuw schoolgebouw of een mooi koffieapparaat in de gang, maar een geweldige leraar maakt het verschil.” Teamwerk noodzakelijk Ligt dit dan alleen aan de leraar? En wat is de rol van de begeleider en de schoolleider hierin? “Je kunt geen enkele individuele leraar hierin iets verwijten. In je eentje kun je hier slechts beperkt iets aan doen. Wil je als leraar een geweldige leraar worden, dan kan dat alleen op een school waar je van en met elkaar leert in de praktijk en waar je samen het onderwijs beter maakt. Onderwijs geven is een complex vak. Je bent geen koekjesbakker; je hebt voor goed onderwijs juist collega’s nodig. Stel, je komt in de klas iets tegen en hebt daar een oplossing voor. Maar die oplossing voor datzelfde probleem kan in een volgend jaar en in een volgende klas ineens niet meer werken. ‘Driekwart van alle leraren in Nederland komt zelden of nooit bij een collega in de klas’ Waarom niet? Daar heb je dan collega’s voor nodig om dat samen uit te vogelen. Wat wel werkt, ga je dan opnieuw uitproberen, en daarna evalueren. Hé, nu werkt het iets beter, maar nog niet voldoende. Dat vereist dus teamwork. Daar heb je de hele school voor nodig, van leraren tot begeleiders én… schoolleiders! Het werkt niet als je op een school teamwerk stimuleert, maar als je zelf als schoolleider steeds de administratie zit te doen. Dan geef je niet het goede voorbeeld; je bent als schoolleider dan niet betrokken en werkt niet mee aan de lespraktijk.” Dan ben je geen schoolleider, maar hoofd administratie. “Klopt. Een schoolleider moet ook een onderwijskundig leider zijn. In een ziekenhuis zie je ook geen artsen die uitsluitend de administratie doen en de operaties aan verpleegkundigen overlaten.”
Gedeeld leiderschap werkt Maar is er naast zorgelijk ook goed nieuws? “Jazeker, het goede nieuws is dat die geweldige leraren zich al op de scholen bevinden. Voor elk probleem op school is er wel iemand in het team die daarvoor een oplossing weet. Alleen wordt die docent vaak (nog) niet gehoord; hij staat er alleen voor in de klas. De Inspectie constateerde eerder dat driekwart van alle leraren in Nederland zelden of nooit bij een collega in de klas komt. De inspectie constateerde ook dat er grote verschillen zijn tussen scholen. De ene school bereikt veel meer bij leerlingen dan de andere. Die eerste categorie werkt met gedeeld leiderschap; met schoolleiders en leraren die continu werken aan het verbeteren van het onderwijs. Het kan dus wel degelijk: iets meer bereiken voor je leerlingen.” En ook snel? “Ja, de universiteit van Utrecht constateerde dat je al een jaar na de start van een ‘lerende cultuur op school’ effecten ziet. Maar je moet daarin wel klein beginnen.” Goede voorbeeld geven En hoe begin je dan klein? “Nodig een collega uit in je klas. Stel een hulpvraag en ga samen een stukje van de les voorbereiden. Vraag hem of haar dan om in de klas te komen kijken. Maar vraag ook aan de leerlingen wat het effect is. Wat hebben zij gemerkt van het anders lesgeven? Wat kan volgens hen beter? Geef dus zelf het goede voorbeeld. Natuurlijk kan verandering van cultuur weerbarstig zijn. Natuurlijk kun je bang zijn om dat te gaan doorbreken. Daarom moet je ook klein beginnen. Nodig niet meteen de meest kritische collega uit, maar iemand met wie je graag en prettig samenwerkt. En vraag mee te helpen aan een onderdeel dat al redelijk loopt, maar dat volgens jou nog wel iets beter kan. Samen zet je dan de volgende stappen.”
Aan de deelnemers vroeg Jaap: Stel dat je een lerende cultuur krijgt bij jullie op school, wat wordt er dan mogelijk voor de leerling, voor de leraren en voor jou als IB’er? Dat leverde heel wat reactie op. Een kleine greep.
Besprekingen in team Naast leraren kan het mooi zijn als zorgcoördinatoren en IB’ers ook een lerarenteam in stelling weten te brengen. “Zeker, en dat doen ze ook. Een van de deelnemers van deze verdiepingssessie was Nancy Tadey, eerder IB’er op basisschool de Tuimelaar in Hoogvliet bij Rotterdam. Nu is ze IB’er en adjunct directeur op een andere school. ‘De IB’er mobiliseerde de kracht van het team’ Maar zij vertelde een mooi voorbeeld. Eerst gaven leraren haar individueel een groepsplan, dat ze dan analyseerde en waarna ze feedback gaf. Maar dat individuele traject veranderde ze in groepsbesprekingen met het hele team. Elke leraar presenteerde zijn of haar groepsplan aan het gehele team en vroeg alle teamleden wat zij daarvan vonden. In kleinere groepjes werkten de leraren dat dan met elkaar uit. Niet de IB’er kwam dus met een oplossing, maar het team zelf. De IB’er organiseerde slechts nog het proces, en daarmee mobiliseerde ze de kracht van het team.”
Uit vier vaatjes tappen Voor beter onderwijs is dus een verbetercultuur nodig. Wat heb je dan nodig om dit te laten slagen? “Zoals gezegd, begin klein. Om weerstand te doorbreken tap je uit vier vaatjes. Ten eerste: creëer overtuiging. Ga eens kijken op een school die al zo werkt, lees erover, pak de onderzoeken erbij over scholen die al meer bereiken bij leerlingen. En vraag je vervolgens af wat voor school je bent en wat je wilt zijn. Het tweede vaatje betreft de rolmodellen. Wat is de schoolleider? Wat doet de IB’er? Geven zij het goede voorbeeld aan hun collega’s? Je hebt maar een paar mensen nodig om daarmee te beginnen. Vaatje drie: pas het rooster aan. Zonder wekelijkse ritme wordt het niets; je moet er als team tijd voor vrijmaken. Bij grotere scholen verdeel je iedereen in kleinere teams van zes tot acht mensen. Die werken wekelijks minimaal één uur, liefst twee uur aan het onderwijs. En tot slot vaatje vier: zorg dat er vaardigheden komen om goede feedback te geven, en ook in een goede sfeer.” Effect op de leerling achterhalen Jaap vervolgt: “Nog twee extra tips. Maak je doelen klein: als leerlingen steeds vergeten hun boeken mee te nemen, is je doel dat ze na vier tot zes weken allemaal hun leermiddelen bij zich hebben. Zo werk je ook aan eigenaarschap. Betrek daarnaast de leerlingen. Het is net als een arts en een patiënt. Die laatste weet geen honderdste wat een arts weet over gezondheidszorg. Maar de patiënt weet wel welk effect de arts op hem heeft. Bij leerlingen werkt dat net zo. Leerlingen weten wat ze wel of niet hebben geleerd, hoe goed of minder goed de leraar lesstof heeft overgebracht.” Kortom, samen optrekken dus. Wat ervaren teams als ze dat doen? “Meer steun van collega’s, meer werkplezier, het plezier met je team zelf keuzes te kunnen maken en meer effect bereiken. En vooral het plezier te ervaren dat je elke dag samen een stapje verder komt.”
“Nancy Tabey vertelde nog een mooi verhaal. Als IB’er werkte ze met veel gezinnen die flink in de kreukels lagen. Uiteraard ook met instanties als Jeugdzorg de spijbelambtenaar enzovoorts. Bij het zorgoverleg nodigde ze ook de ouders (vaak alleen de moeder) en de leerling uit. Het kind startte het gesprek en vertelde aan welke verbeterdoelen ze de komende vier weken wilde werken. Maar ook welke successen al waren behaald. Daarmee draaide Nancy de rollen positief om. De moeder kreeg niet meer het gevoel aangeklaagd te worden, maar zag dat haar kind het initiatief nam, en dat de andere professionals er vooral waren om hen te helpen. Dat gaf ineens een heel andere dynamiek aan zo’n overleg. Ook een mooi voorbeeld van hoe je tot een verbetercultuur kan komen.”