“Zorg niet dat ouders tevreden zijn, maar zorg juist voor goede kwaliteit. Dat geeft ouders vertrouwen en jezelf als leraar meer zelfvertrouwen. Het is net al een maaltijd met kinderen. Schotel je dagelijks een pizza voor, dan stijgt de tevredenheid onder hen, maar daarmee niet de kwaliteit van het eten.” Volgens Peter de Vries moeten scholen ervoor zorgen dat ouders de beste supporters van hun kind zijn of worden. Pas dan werk je echt aan ouderbetrokkenheid.
Scholen, IB’ers en leraren krijgen regelmatig te maken met ouders die soms overspannen verwachtingen hebben van hun kind. Dat zet de onderwijsprofessional onder druk. “Maar het is niet iets van de laatste tijd. Zelfs een krant uit 1829 meldde deze ontwikkeling al”, zegt expert ouderbetrokkenheid Peter de Vries. “En eigenlijk is daar niets mis mee. Het geeft aan dat ouders het beste voor hun kind willen; ze zijn pleitbezorger, komen in die rol voor hun kind op. Daar horen nu eenmaal hoge verwachtigen bij”, meent Peter. “Juist een andere ontwikkeling baart mij vooral zorgen: in Nederland relateren we alles aan toetsresultaten. We zetten alles af tegen het gemiddelde kind. Dat geeft ouders, maar ook leerkrachten, altijd het gevoel dat een leerling beter of slechter is dan het gemiddelde. En daarmee misgun je kinderen om hun eigen groei te volgen. Sommige scholen doen er alles aan om leerlingen op een zo hoog mogelijk niveau te laten uitstromen. Ze vragen aan ouders zelfs toestemming om hun kinderen aan bepaalde toetsen niet te laten deelnemen. Anders halen die het gemiddelde van de school naar beneden. Een zorgelijke zaak, zó ver zijn we inmiddels afgedaald. Juist het kind naar dat gemiddelde stuwen, levert overspannen toestanden op. Die gemiddelde curve moeten we dus weer loslaten. Gun ieder kind dat hij in zijn eigen groei wordt gevolgd.”
Vertrouwen opbouwen En dat doe je samen, benadrukte Peter in zijn deelsessie. “Vraag niet betrokkenheid van de ouders, maar werk aan betrokkenheid op de ouders.” Aan het begin van de sessie droeg Peter een T-shirt met daarop de termen ‘kwelgeest’, ‘zeiksnor’ en ‘curlingouder’. “Sommige scholen, IB’ers en leraren zien lastige ouders of ouders die zich lastig gedragen. Maar je moet juist naar de oorzaak kijken. Wat ligt daaronder?” Terwijl Peter in de deelsessie het bovenste T-shirt uittrok, toonde een ander T-shirt daaronder de mogelijke oorzaken: bang zijn, zich schuldig voelen of verdrietig zijn. ‘Ouders moeten het vertrouwen krijgen dat hun kind in goede handen is’ “Je moet vertrouwen in elkaar krijgen. Eigenlijk hetzelfde als met een peperdure camera. Stel, je gaat op vakantie naar Bonaire waar veel zon, zilt zeewater en zand is. Vraag je aan iemand die je niet goed kent om zijn of haar camera uit te lenen, dan zal diegene dat niet zo snel doen. Maar als je elkaar beter kent en elkaar meer vertrouwt, dan is de kans tot uitlenen veel groter. Zo is het ook met leerlingen. Ouders moeten het vertrouwen krijgen dat hun kind in goede handen is. En daarvoor moet je elkaar goed kennen.” Startgesprek regelen Dat begint al bij de aanvang van het schooljaar. “Scholen beginnen met een kennismakingsgesprek. Ouders krijgen dan vooraf thuis een vragenlijstje die ze ingevuld meenemen naar school. Maar het gewoon doornemen van de antwoorden levert geen diepgang in het gesprek op. En kennismaken doe je alleen met ouders die je (nog) niet kent. Daarom spreek ik altijd van een startgesprek, en ook zonder vastgestelde agenda of vragenlijst. Zo’n gesprek moet er vooral op gericht zijn om de relatie met elkaar te bouwen. Niet meteen beginnen met het uitspreken van wederzijdse verwachtingen, maar gewoon vragen hoe de vakantie is geweest. Zonodig komt vanzelf de andere informatie aan bod.”
Altijd leerling aanwezig Volgens Peter moet bij zo’n startgesprek ook de leerling aanwezig zijn. “Zelfs een kleuter. Ook al tijdens het spelen in een hoekje, groeit bij hem vertrouwen. Die concludeert: mama en papa zijn vriendjes geworden met de juf of meester. Een leerling uit de bovenbouw of het voortgezet onderwijs neemt uiteraard ook deel aan het startgesprek: als bijna volwassene krijgt die dan de regie in het gesprek. Het geeft ouders en leerling autonomie.” Naast een jaarlijks startgesprek is het belangrijk om tussentijdse contactmomenten te hebben. Peter: “Daarbij maak je concrete afspraken: ik bel u volgende week woensdag om 10.00 uur op. En als het met de leerling al wat meer op rolletjes loopt: ik bel u volgende maand om dan weer eens rond de tafel te gaan zitten.”
Van ouders buddy’s maken Verder adviseert Peter om op school te werken met buddy’s tussen ouders. “Het helpt je te begrijpen wat er gebeurt. En het verstevigt jouw betrokkenheid op de ouders: zij kunnen meebeslissen waar het om gaat. Maar daarvoor heb je ook kennis nodig van andere culturen. Hoe zet je de ouders in hun kracht die uit een andere cultuur komen? Dat kun je doen door af en toe een informele bijeenkomst op school te organiseren. Gewoon met een hapje en een drankje, meer niet. ‘Met buddy’s bouw je aan communities in de klas’ Je leert de ouders beter kennen, en het maakt het tevens mogelijk dat ouders elkaar leren kennen en elkaars kinderen. Zo weten ze bij welke leerling hun kind naar een verjaardag gaat. En ze krijgen meer begrip voor medeleerlingen als hun eigen kind met een verhaal over een klasgenootje thuiskomt. Immers, als ouders elkaar niet kennen, kennen ze ook elkaars verhalen niet en oordelen ze sneller. Je kunt als leerkracht dus ouders aan elkaar koppelen, bijvoorbeeld op het gebied van cultuur of taal. Daarmee creëer je buddy’s die de klas overstijgen. Als leerkracht ben je eigenlijk een voorbijganger. Je bent hooguit één of twee jaar in beeld, maar ouders trekken acht jaar met elkaar op. Je bouwt aan communities in de klas. En daar is nog een hele wereld mee te winnen.” Het ‘trots zijn op’ versterken Contact leggen, empathie, begrip opbrengen…. Aspecten die dus bijdragen aan de noodzakelijke ouderbetrokkenheid. “Laat die ouders trots zijn op hun kind. En versterk die trots. Organiseer een bijeenkomst waarbij leerlingen zelf iets presenteren. Het is net als bij die geleende dure camera. Als je vanuit Bonaire de eigenaar van de camera een lijstje stuurt met wat je allemaal met zijn camera hebt gedaan, zegt dat niet zoveel. Maar als je een paar gemaakte mooie foto’s stuurt, spreekt dat veel meer aan. Kijk, toch mooi wat mijn camera zoal oplevert. Kijk, toch mooi dat mijn kind dat al kan. Ook al zit hij of zij boven of onder het gemiddelde.”